Dit gedicht is gebaseerd op een roos.
De roos die nu voor mij op de witgeverfde tafel staat.
De roos die naar me kijkt met de ogen van een blinde.
De roos die niet denken kan.
De roos die dat toch doet.
De roos die in al zijn glorie vanzelf verwelkt.
De roos die dat niet weet.
De roos die mooi is met zijn volle rode kleur.
De roos die ooit zwart worden zal.
De roos die daar geen benul van heeft.
De roos die dat maar goed vindt ook.
De roos die mij bekijkt.
De roos die daar alle tijd voor krijgen zal.
De roos die dat kan doen tot zijn tijd gekomen is.
De roos die dan naar de hemel vliegt.
De roos die door de engelen in ontvangst genomen zal worden.
De roos die op de witgeverfde tafel in het blakende licht van de hemel zal staan.
De roos die dan voor altijd
Voor altijd
Voor jou zal zijn.
