ik ben de huid die knarst, opspant, glimt, verlangt
naar ander vel om mee samen te hokken
ik zal niet breken, op een bepaald punt
komen wij elkaar toch weer tegen
raak me niet aan, ik ben het mijnenveld
dat knapt wanneer je je voeten op mijn ego zet
het ontstekingsmechanisme op mijn lijf heb jij gevonden
zo dichtbij ben je
misschien ontploffen we samen
exploderen wij tot de stamgasten
deze kroeg -ons lijf- voorgoed verlaten hebben
of doe je het liever alleen?
je kan het aan de restanten te zien, toch?
ingewanden, de meeneemchinees van gisterenavond
bij het kaarslicht, het dode spoor
waar wij toen op zaten
nu het is veilig
ik heb het buskruit van mijn hemd geveegd
ik heb alvast thee gezet
kunnen wij nu spreken?