Heb jij je gedicht voor de YoungPoets-wedstrijd al ingestuurd? Wellicht kan het Nieuwjaarsgedicht dat ervaren dichteres Kreek Daey Ouwens voor het Letterkundig Centrum Limburg schreef, als inspiratiebron dienen! De redactie van YoungPoets interviewde haar over ‘Blauwe hemel’ – haar nieuwe dichtbundel, de impact van poëzie op haar leven en vroeg haar een advies te geven voor jonge dichters.
Wat was uw eerste kennismaking met poëzie? Ik was een jaar of twaalf toen ik een gedicht van Marie Koenen onder ogen kreeg. Ik kan zelfs de eerste regel nog boven halen; ‘Ik zie op mijn oude handen’. Het was een heel plechtig en zwaar gedicht, en ik herinner me nog goed dat ik besefte; dit is heel bijzonder.
Kunt u iets vertellen over de totstandkoming van uw laatste bundel Blauwe hemel?
Vaak is het eerste idee voor een bundel een motto of een klein gedichtje. Het uitgangspunt voor Blauwe hemel was dat je jezelf door het creëren van een eigen wereld staande kan houden in het leven. Als ik in zo’n motto geloof kan ik daar een verhaal omheen bouwen. Tot mijn grote verbazing schreef ik in Blauwe hemel ineens vanuit het perspectief van een man, terwijl ik dat nog nooit eerder had gedaan. Nu denk ik dat het niet uitmaakt of je vanuit een man of vrouw schrijft; dat wat je meemaakt is naar mijn idee hetzelfde.
Blauwe hemel is geen verzameling op zichzelf staande gedichten, maar een verhaal dat in gedichten wordt verteld. Waar ligt voor u de scheidslijn tussen proza en poëzie?
Dat weet ik niet. Deze vraag wordt mij vaak gesteld maar ik weet er oprecht geen antwoord op te geven. Ik weet niet eens of ik wel échte poëzie schrijf. Wiel Kusters zei laatst dat mijn werk proza is in de vorm van poëzie. Dat vind ik wel een mooie.
Heeft het iets te maken met waar je de regel afbreekt? Nee dat denk ik niet. Dat is voor mij een gewoonte geworden. Soms vind ik het niet eens zo mooi, en probeer ik een bredere regelvorm te hanteren, maar het hoort gewoon bij mij. Ik zou niet op een andere manier kunnen schrijven. Het heeft iets te maken met mijn behoefte aan intensiteit, helderheid, en een gevoel van compactheid.
Wat betekent poëzie voor u? Leest u zelf veel poëzie van anderen?
Ik lees veel poëzie. Het eerste woord dat in me opkomt als ik daaraan denk is; troost. Als je poëzie leest moet je iets voelen, je moet worden meegetrokken in de wereld van de dichter. Tegenwoordig zie ik dat het in gedichten vaak gaat om ‘de taal om de taal’. Ik weet niet of dat aan mij ligt maar ik begrijp die gedichten vaak niet. Het is hard om het zo te zeggen, maar ik vind dat meer onzin en aanstellerij dan poëzie.
Hoe gaat u om met het principe ‘show, don’t tell’? In de kritieken op uw bundel Blauwe hemel komt vaak aan bod dat u emoties té letterlijk zou benoemen. Kiest u daar bewust voor?
Nee, dat probeer ik in ieder geval niet. Ik ga de emoties niet uit de weg, maar dat is iets anders dan ze letterlijk benoemen. Ik heb het idee dat ik er juist wél omheen draai. Het is lastig te balanceren op de rand van de emotie. Soms ga ik er overheen. Dan moet het weer over. Maar ik probeer het altijd universeel te maken. Het moet niet alleen om mijn eigen emoties gaan.
Wanneer is een gedicht voor u af? Nooit. Ook een bundel is voor mij nooit af. Het gebeurt maar een heel enkele keer dat ik iets cadeau krijg; dat wat ik schrijf ook meteen helemaal af is.
Waarom heeft u ervoor gekozen geen computer te nemen? Is dit van invloed op uw schrijverschap? Ik ben gewoon bang voor apparaten! Het heeft bijvoorbeeld ook heel lang geduurd voordat ik kon pinnen. En ik heb nu zoiets van, ‘waarom zou ik het doen?’ Dit is voor mij een prettige manier, en ik heb geen behoefte aan een computer. Ik laat het dus maar zo. Het heeft ook geen invloed op mijn schrijven. Ik hou heel erg van papier, het op papier zien staan van woorden. Ik vind het prettig om een bundel op die manier letterlijk te zien groeien.
Wat heeft de nominatie voor de VSB-poëzieprijs in 2011 met uw bundel De achterkant voor u betekend?
Heel veel. Ik was er totaal niet op voorbereid, juist omdat mijn werk tussen proza en poëzie inzit. Het was fijn te beseffen dat je werk een keer geland is. Ik heb een mooie tijd gehad toen we met de vijf genomineerden door het land trokken. En de nasleep is bijna adembenemend. Vóór de nominatie kreeg ik af en toe kleine recensies. Nu krijg ik veel uitnodigingen en geef ik optredens. Het is allemaal heel merkwaardig.
En ten slotte; wat voor advies zou u jonge dichters meegeven?
Om niet te snel dichter te willen zijn. Je moet er echt de tijd voor nemen. Groeien. In deze context is dat een moralistisch woord, maar ik denk dat je bijna een heel leven moet dichten om te weten wat je wel of niet wil. Tegenwoordig heb je schrijversvakscholen die jonge mensen in korte tijd het vak leren en ook hoe je je als schrijver of dichter zou moeten presenteren. Ik weet niet of dat goed is, maar ik ben in ieder geval blij dat ik het allemaal zelf heb kunnen uitzoeken!
Kreek Daey Ouwens draagt op 11 januari 2015 voor uit eigen werk tijdens een middag in het Centre Ceramique te Maastricht met de genomineerden voor de VSB-poëzieprijs 2015.
Door: Evelien van Nieuwenhoven
Voel je je geïnspireerd? Gedichten en korte verhalen (max. 500 woorden) insturen kan nog tot 5 januari 2015! Doe mee en win mooie prijzen! Bekijk hier de wedstrijdoproep.