Op de achterbank hangt
Een stilte zo groot
Dat drie praatgrage kinderen
Hem niet durven breken
In de bijrijdersstoel
Zit een kruipend zelfbeeld
Dat zelden te zien is
Voor hen die haar zoeken
De bestuurder spreekt weinig
Maar haat haar familie
En haat hoe ze elk jaar
Een kringetje maken
En elk jaar vergeten
Dat hij niet van vlaai houdt
En elk jaar alleen maar
Goedkope wijn hebben
De kaarsen voor oma en
Sokken voor Gijs
Hadden twee uur geleden
Al aan moeten komen
Maar papa rijdt rondjes
Tot mama verdwijnt en
De vertraging genoeg is
Om weer te vertrekken