Kronkel

Onderweg ga ik op een ongevallen muurtje zitten. Pas dan kijk ik om heen; achterom en zie de zee gepolijst tussen de kliffen liggen. Bootjes klieven snorren in het water. Ik pak uit de rugzak de brief van Gowizc en pas nu zie ik, dat op de achtergrond van het laatste vel briefpapier, een kleine tekening is afgedrukt: Een pijp aangewezen door een pijl? Ik lees de brief en doe hem, zonder gedachten, terug in mijn rugzak. Het water uit een plasticfles dat sinds de reis met de trein uit Nederland nog in mijn rugzak zat, smaakt vies. Ik doe wat mijn hoofd zegt dat ik doen moet en zonder mij te verzetten, schrijf in een schriftje, haal door, begin op nieuw en spreek de tekst hardop uit. Intussen schieten de hagedissen tussen de stenen en zijn er tegelijk rond mijn wandelschoenen meer beestjes te zien dan op een natuurfilm. Ik lees de tekst nog een keer.