Handen die enkel cadeautjes willen krijgen, zijn altijd koud, zei mama. Ze knipoogde ook. Al kon ze dat eigenlijk niet goed. Haar lip ging een beetje raar zitten en haar andere oog trok scheel. Op kerst praatte tante Dolores luider als ze meer rode wijn op had. Ik vind dat rode wijn raar ruikt en smaakt naar oude damesparfum en rotte druiven met schimmel op. Ik heb het stiekem eens geproefd, terwijl dat natuurlijk niet mag. Dingen die niet mogen, vind ik eigenlijk altijd leuker, zoals kussen met de buurjongen Toon en belletje trek doen bij de achterbuurvrouw Agaat. Ze heeft een valse heup en waggelt daardoor als een pinguïn. Ik vind dat grappig, maar van mama mocht ik daar nooit mee lachen.
De tafel was op kerst de sleutel tot grote gezelligheid met kaarsen, bestek waarvan de messen niet goed sneden en chique eten dat ik niet lustte, maar ik moest alles altijd proeven. Ook slakken. Ik haat slakken. Wij bleven een hele avond aan tafel zitten. Saskia, Mies en ik. Saskia kan goed stilzitten. Dat komt omdat ze tekenles volgt. Dan moet je lang kunnen stilzitten en ook goed kunnen tekenen natuurlijk. Mies kan het niet, maar die is de jongste. Als je de jongste bent, mag je meestal meer en moet je vaak minder. Dat vind ik niet eerlijk, maar als ik dat hardop zeg, noemt papa mij een drama queen. Ik houd niet van dat woord. Ik kan ook goed stilzitten, maar bijt dan per ongeluk op mijn nagels. Daar hield mama niet van.
In het midden van de tafel stond altijd een vals bloemstuk, omdat oma dingen verkoos die zomaar bleven. Papa praatte op die avond over zaken die hij eigenlijk niet kende. Hij deed dan alsof voor nonkel Gustaaf. Hij heeft een opmerkelijk talent voor toneelspelen als het moet en ook voor selectief doof zijn als het hem uitkomt. Op kerstavond praatten mama en papa meer met elkaar dan anders. De lieve huisvrede, zei mama. Ze glimlachte daarna geforceerd vriendelijk. Misschien dacht ik dat alleen. Dat kan ook. Ik denk vaak verkeerde dingen. Mama zei me eens dat ik minder moest nadenken. Ik vond dat moeilijk.
Mama zei vroeger vaker dingen die ik moeilijk vond. ‘Hou het in je achterhoofd.’ Dat was haar lievelingszin. In mijn achterhoofd zitten nu zoveel zinnen die nog niets betekenen en ook een beetje verdriet. Op kerst gebruik ik soms wat van dat achterhoofdgeluk. Dan huilt oma heel zachtjes. Papa is op zulke momenten selectief doof. Saskia tekent zwarte harten. Mies eet papier op. Tante Dolores drinkt rode wijn en ik bijt op mijn nagels. Mijn handen zijn nog steeds koud.
Mos
0