Aders zijn de wegen in ons lichaam. Ik ben op weg van huis naar onze stad, ver weg van dat verstikkende gevoel van armetierige dorpjes en elke dag aardappels. Al weken leef ik op een lege maag vol vlinders. Ik wil blijven waar ik ben, altijd in de trein, die zich steeds dichter bij onze stad begeeft. Je zou me ophalen, maar je bent er niet, dus leg ik de lange busreis terug naar de kamer alleen af. Ik stap een halte te vroeg uit, ik weet niet of het per ongeluk of expres was, maar ik kijk om me heen en raak vervuld van het gevoel dat dit onze stad is. Eerst was het de nieuwe stad, nu alleen nog maar onze stad. Elke meter van deze stad heeft een herinnering aan jou en ik voel een misselijkmakende combinatie van tevredenheid en eenzaamheid opkomen. De zon schijnt op mijn rug.
Zou je me vergeten zijn, zoals ik elke keer mijn stad vergeet als ik er niet ben? Niet dat dat een probleem zou zijn, zolang je maar alleen naar mij kijkt als we onszelf verliezen in gezamenlijke eenzaamheid.
Alleen en met een vage weemoed bereikte ik mijn kamer. Op de mat trof ik een kaartje aan, “Greetings from Moscow!”; en op de achterkant ‘veel liefs, altijd de jouwe, September.’
Onze Stad
0