Blauwe, kale wintertakken
reikten langs haar arm omhoog
Mondden uit als stille rivieren
in een rode zee, vol tranen
bij haar polsen naar benee.
Nu de lente is gekomen
Worden sporen van rode tranen
Alsnog bevroren bruggen, wit
Uitgegumd als potloodstrepen
Op donkerbruin papier.
De ijzeren zaag, verborgen
onder negatieve gedachtes
zal zij gebruiken, slechts
om kleurpotloden te slijpen
ook al zou het winter zijn.