saxofoon en contrabas

Onder het geluid van saxofoon en contrabas waan ik mij in de tijd van rood-witgeblokte tafelkleden, sepia-kleuren, bloemetjesjurken en mini-tv’s. De langzaam afnemende zonkracht, de wind die verkoeling brengt en de straten die gehuld worden in de schemering vertellen van de bewandelde paden en de met de zon verdwenen dag.

——————————————

Ze kon zo goed de wereld om zich heen in zich opnemen. Ze bekeek de wereld alsof ze nog maar net was ontstaan. Nieuwsgierig, opmerkzaam, met grote ogen, lachend, spelend, dansend, soms schrikkend. Bij elke soort bloem die ze zag, stond ze stil om erin te kijken. Bij elke fietser die voorbij reed vroeg ze zich af wat zijn bestemming was. Elk geluid hoorde ze, alsof de natuur zelf een symfonie voor haar had geschreven.

Totdat alles gewoon werd. De bloemen kende ze al, de fietsers zag ze niet meer, de geluiden verloren hun klank. En toen was ze nog maar gewoon een meisje, dat leefde zonder te ervaren, zonder op te merken dat het gras echt groen was. Zonder de vreugde van de eerste aanraking.

——————————————

De straten kleuren morgen weer gewoon, grijs. De grote tv’s zullen weer achter elk raam staan te schreeuwen. De spijkerbroeken komen weer terug om de benen. Maar vanavond is het nog even de eerste keer: alsof alles nog maar pas is ontstaan.