Vredig zaten wij in het groene gras
aten tussen flora en fauna die
verbleken bij haar zo naakte schoonheid
noch Dione, noch Daphne overtroffen
de rijzende capitolijnse berg
die ik immer tevergeefs zal klimmen
In de schaduw van het gras lopen wij
op het tuinpad van jouw dode moeder
je gezicht is niet meer te herkennen
eens verborgen achter je parasol
maar liefste! Ik teken je silhouet
schilder je naam in duizenden kleuren
In een groene oase blijf jij staan
de wind zingt je een geluksymfonie
de rivier onder de brug; gekleurd goud
neemt op zijn rug ook de tijd met zich mee
zacht is haar jurk die schittert in de zon
en haar gezicht; vervaagde contouren
Tussen de dansende mensen zie ik
niet meer jouw hemelsblauw gewaad
de kleurloze hoeden steken boven
de menigte van mensen, kil, koud, uit
jij danst met de liefde van je leven
verdrinkt in zijn ogen en kijkt mij aan