Het duurde even, maar inmiddels ben ik er aardig goed in. Nu kan ik fronsen wanneer hij fronst, knipperen wanneer hij knippert en mijn tanden op precies dezelfde manier poetsen als hij. Hij kan nu onmogelijk weten dat ik er ben. Hoe strakker hij me aankijkt, hoe meer hij lijkt te denken dat hij alleen is.
Jaren geleden betrapte hij me bijna. Dan richtte hij zijn blik ineens tot mij, en staarde ik een fractie van een seconde later terug. Heel even staarde hij recht in ‘zijn eigen’ oogwit. De daarop volgende minuten had hij argwanend zijn gezicht heen en weer bewogen. Zijn blik strak op mij gericht, af en toe wegkijkend, om plots weer recht voor zich uit te staren.
Ik weet niet wat hij gedaan zou hebben als hij wist dat ik er was. Of hij de spiegel zou hebben afgedekt. Weggegooid. Ik weet alleen dat hij uiteindelijk zijn schouders ophaalde en daarna nooit meer zo aan me twijfelde. Hij, mijn voorbeeld, had nooit meer vermoed dat hij niet alleen was.
En nu staat hij er weer. Het scheermes langs zijn en mijn kaak en hals. Zelfs het wondje in mijn nek bloedt zoals het zijne.
Een stem.
Een stem?
Zonder dat hij omkijkt zwaait de badkamerdeur open.
Zo geruisloos als een kat loopt zij, met haar blonde haar tot over haar ontblote borsten achter hem langs. Hij kijkt niet op, maar mompelt glimlachend een goeiemorgen. Ze goeiemorgend hem terug, gaat achter hem staan en vlecht haar arm om zijn middel. Om mijn middel. Haar hoofd in onze nek. Een kus in onze hals. Ik voel haar lippen. Nooit eerder deelde ik een spiegel met een ander.
Mijn voorbeeld kijkt haar aan. Via mij. Ik wil mijn blik wel afwenden. Zelf zien wie er naast me staat. Maar dat kan niet. Ik mag mezelf nu niet verraden. Zeker nu niet. Niet nu er iemand is die, net als hij, zou zien dat ik er ben.
“Kom,” fluistert ze. “Ik wil je nog een keer.”
We grijnzen, maar hij grijnst oprechter dan ik.
Terwijl zij de badkamer verlaat, wisselen mijn voorbeeld en ik nog een laatste blik. Met een wijsvinger poetsen we voor de zekerheid nog een keer onze tanden. Hij knipoogt naar me. Ik knipoog terug, maar wel een fractie later.