er bewoog iets onder de grond
ik duwde brokken aarde van mijn gestalte opzij
knipperde met mijn ogen bij het eerste licht
kwam langzaam uit de donkerte gekropen
onderweg zag ik de dingen om me heen helder
ik groeide voorbij knop en stam
mijn armen werden zijtakken
die een schaduw wierpen op de bodem
mijn vertrekpunt
als kind ging ik gekleed in groen
als man in geel en rood
tussen wortel en blad zit een lang relaas
dat ik ooit aan mijn kinderen zal vertellen
nu draag ik geen kleren meer
ben ze onderweg verloren
naakt val ik af
strijk neer op de bodem
later duw ik brokken aarde van mijn gestalte opzij