Verloren

Verloren zijn wij,
ik en jij
als druipende nectar
met antracietkleurige ogen
met versteende zorgen
voor altijd verborgen

Verloren ben ik, ik klim
tevergeefs naar jouw
strelende handen, getekend,
in jouw ijzer, trek jij mij, met
krachten te zwaar voor mijn rug,
voor altijd mijn blik in
het donker terug.

Daar waar ik verloren ben,
huilt het lot der dagen,
immers zal ik klagen, totdat
ik durf te vragen, mijn lot
doormidden te zagen
en mijn deel dan te delen
al samen roeiend te helen.

Verloren zijn wij,
nietsvermoedend is een,
mijn gedachten stijgen heen,
daar waar ik nooit zal komen,
enkel lucide dromen,
geen Wij;
verloren zijn ik en jij.