Ik drink thee met mijn hoofd in de wouden
die wij samen aan het planten zijn.
Takken houden het licht tegen.
Ik bestudeer de kronkels grondig, hoop
bloesems te vinden.
Ik ben gebiologeerd vanavond.
Ik ben gecamouffleerd vanavond.
Wij hadden onze schuilplek goed gekozen, plantten
voorzichtig maar onophoudelijk verder.
Bomen waarvan we de namen niet eens kenden.
Voor nu maakt dat niet uit.
Wij gunnen elkaar te veel ruimte, denk ik.
Want de geschonken ruimte voelt aan als leegte.
Ik stop met observeren.
Ik had genoeg gezien. Een onderzoeker
moet weten waar haar vakgebied eindigt.
Wanneer de thee op is, voel ik de massa
die mijn lichaam is en niet thuishoort tussen deze vreemde bomen.
We nemen afscheid en beloven terug te komen,
hopend op bloesems in de lente.