Zuurtjes

Er staat een grote pot in de gang,
op een tafeltje met ranke wiebelpoten

Hoezeer ook gefoeterd, gezwegen, geweend
De zee riep en vader vertrok
De wind van voren, zo’n man was het
Ik was vijf en stond op de drempel,
Moeder vulde de pot met zuurtjes

(Als deze pot leeg is, zal papa thuiskomen)

Ik vroeg of iemand het donker aan wilde doen
in dromen gaan de dagen sneller
Ik pikte extra snoepjes, zo hielp ik mijn vader thuiskomen

Nog steeds vullen we elk jaar de pot bij
en er is niets zuurder dan deze suiker